↔ 38,52km ─ ↑↓ 66m
Percentage verhard: 55%
Startplaats: Bourbourg
Aankomst: Parkeerplaats, Route des Dunes, Calais
Vervoer: Wagen
Hike: Patrick V., Sarah A., Gudrun J., Petra D., Linda V. en Wandel Mee Met Mij
Vandaag stappen we verder langs Cote d’Opale via de GR120. Het belooft een wisselvallige dag te worden dus ik ben bewapend met een KW-jasje en een paraplu. We spreken af op de parkeerplaats net voor het centrum van Calais langs Route des Dunes. De parking ligt een beetje verborgen in het groen dus we zien enkele medestappers voorbij rijden. Nadat we voltallig zijn, kunnen we met twee wagens naar Bourbourg rijden. We parkeren de wagens op de grote parking van het gemeenschapscentrum ‘Espace Pierre de Coubertin’. Wanneer we onze rugzakken op onze rug willen fitten, begint het te regenen. Nu ja, van een beetje regen gaan we niet dood dus doen we onze regenkledij alvast aan. Als we achter ons kijken zien we dat het begint op te klaren en besluiten we nog even onder de kofferkleppen van de wagen te blijven staan. Na een vijftal minuten wachten kunnen we de tocht aanvatten.
Via Rue des Anciens Combattants stappen we richting de rand van de stad tot aan ‘Pont Levant Louis Maniez’. Via de brug steken we ‘Canal de Bourbourg’ over en verlaten we het centrum van Bourbourg. Een dikke kilometer lang volgen we Rue de la Mer, wat jammer dat er hier geen alternatief voor gekozen is. Net voorbij de brug over de A16 slaan we linksaf en volgen we een fietsautostrade. Ze slingert door een natuurgebied dat opgesloten zit tussen de A16 en het industriegebied van Bourbourg en Graveline. Na drie kilometer fietspadhoppen bereiken we Saint-Georges-sur-l’Aa, een gehucht dat kleiner is dan zijn naam ‘grinnik’. Hier komen we de eerste sportieveling tegen, een loopster en het lijkt erop dat ze onze route volgt. We volgen de Rue de l’Église en na een halve kilometer verlaten we de kleine gemeenschap. Net voor de spooroverweg slaan we rechts af en volgen we het spoor ‘Ligne de Coudekerque-Branche aux Fontinettes’. Het enige wat we hier te zien krijgen buiten het spoor is zware industrie en aan de horizon de stad Graveline.
Maar na grijs komt groen toch? Wanneer we op de Rue des Jardins terecht komen, verandert het decor drastisch. We stappen door de groene long van Gravelines en dat maakt de tocht toch aangenamer. We wandelen door het park en langs de oude vesten van Gravelines. Wat zijn ze mooi bewaard gebleven. We kijken onze ogen uit op de enorme wilde kastanjes die het park rijk is en de meters hoge muren van Vauban. Als wandelaar kan je het niet goed zien maar Gravelines bestaat net zoals Ieper uit een bakstenen vestingmuur en een aarden wal. De GR120 volgt in dit geval de aarden wal die via sluizen het water tussen de aarden wal en de vestingmuur hoog houdt. Via ‘Porte aux Boules’, in Oostende zou men zeggen ‘Tettenbrug’, dringen we de stad Gravelines binnen. Iets verder staat Patrick naar zijn evenbeeld te kijken, een enorme bronzen stier, ‘Le Taureau’. Via Pont de Dunkerque bestijgen we de trappen die ons tot boven op de vesten begeleiden.
“De stad Gravelines dankt haar ontstaan aan de Vlaamse graaf Diederik van de Elzas, die hier tussen 1159 en 1163 een haven stichtte. Gravelines behoort tot de reeks van de havensteden die door de graven Diederik van de Elzas en Filips van de Elzas ter bevordering van het economische leven langs de Noordzeekust gesticht werden. Andere steden die tot deze reeks behoren zijn Mardyck, Dunkerque, Nieuwpoort, Damme en Biervliet. In 1160 werd de stad voor het eerst versterkt. De stad is lange tijd een grensstad geweest en had dus veel met oorlogshandelingen te maken van Spanjaarden en Fransen. In 1360 kwam de omgeving van Calais, krachtens het Verdrag van Brétigny, in Engelse handen en aldus had Gravelines ook te lijden onder invallende Engelse troepen. Filips II van Spanje liet aan weerszijden van de Aa nog versterkingen bouwen op de plaatsen die nu nog steeds bestaan, dit onder de namen Grand-Fort-Philippe en Petit-Fort-Philippe. Na tachtig jaar aan oorlogsstrubbelingen konden de Fransen in 1658 de stad terug heroveren. De stad werd zwaar versterkt en deed dienst als garnizoensstad. Het was Vauban die de versterkingen ontwierp.”
Wanneer we over de vesten wandelen krijgen we zicht op de grootsheid van de vestingmuren en de grachten tussen de wallen. Via Allée des Marronniers verlaten we de vestingstad en steken we de grote gracht over. Via zebrapaden en fietspaden proberen we ons een weg te banen langs de jachthaven. Naar mijn mening hadden ze dit gevaarlijke punt kunnen vermijden door nog even verder over de vesten te wandelen. Om dan vervolgens via Boulevard Salomé terug aan te sluiten op het kruispunt met Quai de la Batellerie.
We volgen de grote ring rond Graveline tot we ‘Pont d’Audruicq’ oversteken. Via Route de Calais stappen we verder langs de jachthaven van Gravelines. We volgende de Aa ongeveer anderhalve kilometer lang tot we in Grand-Fort-Philippe aankomen. Aan ‘Le Minck’, een vismijn, houden we halt en nemen we plaats aan de kade om ons middagmaal achterover te slaan. Van waar we zitten hebben we een prachtig zicht over Petit-Fort-Philippe met de vuurtoren om alles wat idyllischer te maken.
“In de nu bekende gemeente Grand-Fort-Philippe werd in 1582 door Filips II, koning van Spanje en heer der Spaanse Nederlanden, een fort opgericht dat samen met het fort in Petit-Fort-Philippe de toegang tot de Aa moest verdedigen tegen Frankrijk. In 1657 werden de forten vernield door de troepen van Henri de La Tour d'Auvergne. Hij was beter bekend onder de naam Turenne, een legeraanvoerder en Maarschalk van Frankrijk. Dankzij deze vernielingen kwam de plaats in de handen van Frankrijk in 1659. In 1811 werd het een officiële basis voor de smoogleurs of smokkelaars waar, ondanks het door Napoleon opgelegde continentaal stelsel, Engelse en Amerikaanse schepen hun handelswaar kwamen verkopen. Een soort van piratenhaven als je wat fantasie over hebt ‘grinnik’.”
Na onze deugddoende appetijt stappen we verder langs de Aa tot we aan de dijk komen van Grand-Fort-Philippe. Hier staat een kolos van een calvariekruis en natuurlijk moeten we daar de nodige klikjes uit halen ‘grinnik’. We stappen verder langs Boulevard Léon Marchal tot aan de toegang van het natuurreservaat ‘Parc de l’Estan’. We worden ondergedompeld in een groene oase met beige en paarse tinten op een achtergrond van blauw. Het is hier prachtig met al die pastelkleuren. Wat ons opvalt zijn de paarse bloemen die als lappendekens over het landschap verspreid liggen. Ik denk aan kruipende tijm vanwege de paarse bloei maar dit klopt niet als ik de plant van dichterbij ga bekijken. Onze groepsbiologe Gudrun weet raad en vertelt ons dat het Lamsoor moet zijn en Googleman Patrick bevestigt dit. Een tocht vol kennis en teamwork, zalig toch!
“Lamsoor, wetenschappelijke naam Limonium vulgare, is een plant uit de strandkruidfamilie. De plant komt voor in gebieden die onder invloed van getijden staan en af en toe overstroomd worden met zeewater, de zilte zoom. Zo bestaat de begroeiing van zoutmoerassen voor het overgrote deel uit een zoutminnende vegetatie, die in begin augustus overwegend paars kleurt vanwege de lamsoor. In België komt lamsoor voor op de Zwinvlakte waar het in de volksmond zwinnebloem of zwinneblomme wordt genoemd.”
Zo blijven we wel zes kilometer door de duinen wandelen met hier en daar toch zwaardere stukken met mul zand. We komen ook veel kleine bunkertjes tegen die helemaal gecamoufleerd zijn. Ze staan steeds in de buurt van kleine poelen. Wanneer we enkele lokale inwoners in zo een bunkertje zien staan, kan Patrick het niet laten om te gaan vragen wat ze precies doen. De jongemannen vertellen Patrick dat dit observatieposten zijn voor de eendenjacht. Wanneer we dit horen zijn de emoties gemengd, ik persoonlijk kan alleen maar denken aan een lekker stukje eendenborst. Aan het gehucht Oye Plage laten we de route even achter ons en gaan wat landinwaarts om de lokale horeca te steunen. Wanneer we ‘L’Abri Côtier’ binnenstappen, worden we meteen op het matje geroepen. We mogen enkel beneden plaatsnemen en iets drinken. Fransen en horeca op zondag blijft toch een heikel punt! We bestellen koffie en enkele frisdranken, niet de moeilijkste bestelling me dunkt. Een kwartier later komen ze aandraven met de bestelling, amai! Na een half uur houden we het voor bekeken en rekenen we af.
We hernemen onze route en stappen zo’n zes kilometer door de duinen en over het strand. Het is hier enorm en leeg. Je voelt je hier klein en de eenzaamheid is af te lezen van het vlakke zanderige landschap. De zee heeft zich ver teruggetrokken en ik denk dat het strand hier zo een halve kilometer breed is. Bovendien is het weer omgeslagen en begint het te regenen met een striemende wind in het aangezicht. Aan Les Hemmes de Marck, een klein gehucht tussen Oye Plage en Marck, verlaten we de duinen en ruilen we het zand in voor verharde of semi-verharde wegen. Via Digue TAAF wandelen we over een grindweg die omzoomd wordt door Duitse bunkers. Eén van die bunkers is in uitmuntende staat en bevat zelfs nog camouflage gemaakt uit beton. We passeren, aan onze rechterkant, ‘Batterie Waldam’ die helaas verborgen blijft in de duinen.
“Batterie Waldam werd gebouwd door de Duitse ‘Organisation Tödt’. Er ontstond een heuse kazemat aan personeelsbunkers, schuilbunkers, tunnels, artilleriebunkers, observatiebunkers, een commandobunker en het pareltje van Atlantic Wall een experimentele artilleriebunker. Deze bunker is vrij uniek langs de Atlantic Wall, de geschutskoepel van plus minus zevenhonderdvijftig ton kon driehonderdzestig graden gedraaid worden. De koepel ruste op rollagers die de Duitsers buit gemaakt hadden van een geschutskoepel van het Franse slagschip ‘Provence’. Het idee achter de koepel was heel simpel, wat als de vijand ons flankeert en ons langs achter aanvalt? Ja zo simpel was de gedachte en ze was zeker nodig want op 30 september 1944 konden Canadese troepen doorbreken. De Canadezen vallen Batterie Waldam langs achteren aan en weten de koepel, die natuurlijk richting het binnenland verschoven was, te bereiken en in te nemen. Met een explosieve lading wisten de Canadezen de geschutskoepel onschadelijk te maken. Het bewijs dat de Duitsers hier langs achteren aangevallen werden, is duidelijk aanwezig want tot op de dag van vandaag staat de koepel nog steeds naar het binnenland gericht.”
Na enkele kilometers zie ik in mijn rechter ooghoek, tussen de striemende regendruppels door, een enorme bunker staan. We wachten aan het houten poortje, dat toegang verschaft aan de site ‘Batterie Oldenburg’, tot iedereen weer samen is. Ik kan het niet laten, ondanks de wind en de druipnatte medestappers, om de immense bunker te gaan bezoeken. We stappen over een vlonderpad tot aan de bunker. Hier bestijgen we onhandige houten trappen tot op het dak van de bunker, het uitzicht is waanzinnig. Van hieruit heb je zicht op ‘Batterie Waldam’ maar door het gure weer kunnen we er niet van genieten en keren we terug naar onze route. We wandelen onze laatste kilometer tot aan ‘Observatoire Jules Ferry’ die we nog met enkelen van de groep bezoeken. In de verte zien we enkele watervogels maar we kunnen niet uitmaken of het de grote zilverreiger is of een stel lepelaars. We houden het in het midden en keren dan terug naar de parking om onze natte kledij uit te doen en in de wagens te stappen.
“Vanop zee werd Batterie Oldenburg zwaar onder vuur genomen omdat de batterij in een soort saillant lag, een uitstulpende boog richting de zee. Batterie Oldenburg lag strategisch gezien op een perfecte locatie voor de Duitse verdedigende linie. Ze verdedigde de poort van Calais om zo schepen vanuit Dover te kunnen beschieten. Maar de Britten bouwden ongeveer dezelfde batterij aan de overkant van het Kanaal en zo beschoten ze elkaar dagelijks. Ze gebruikten hiervoor spoorkanonnen en marine kanonnen met kalibers van tweehonderdtachtig millimeter tot vierhonderdenzes millimeter. Eén van de bunkers, gelegen in de richting van het binnenland, werd gebruikt als militair veldhospitaal. Het rode kruis is zelfs nog zichtbaar op de muur van de bunker.”
Ondanks het slechtere weer heb ik weer genoten van een mooie tocht doorheen de duinen van ‘Côte d’Opale’. Ook het gezelschap kon ik weer smaken, ik heb dan ook weer iemand nieuw leren kennen. Bedankt allen voor het gezelschap en tot op een volgende tocht!
Opmerkingen