↔ 39,78km ─ ↑↓ 234m
Percentage verhard: 50%
Startplaats: Kerk, Bayenghem lès Éperlecques
Aankomst: Kerk, Place de la Ghière, Saint-Omer
Vervoer: Wagen
Hike: Patrick V., An L., Petra D., Lisa R. en Wandel Mee Met Mij
Vandaag spreken we af in Saint-Omer. Enkele dagen geleden had ik de plaats van afspraak nog gewijzigd aangezien de voorziene parking te klein zou zijn voor het aantal mensen dat mee wil gaan. Dus ik verkies de parking waar het eigenlijk allemaal had moeten beginnen. Wie het verslag van etappe01 las, weet waarover ik het heb ‘grinnik’. We komen samen op Place de la Ghière aan de Église catholique Immaculée-Conception-de-Notre-Dame au Haut-Pont de Saint-Omer. Nog nooit heb ik een kerk gezien die zo’n lange naam draagt, voor alles een eerste keer natuurlijk. Het is 0800 uur en we lijken nog niet voltallig te zijn. We wachten nog op twee mensen die precies letterlijk hun wit/rosse en zwarte kat sturen. We blijven nog vijf minuten staan en wie dan niet aanwezig is, heeft pech. Er komt verder niemand opdagen dus we stappen met zijn allen in één wagen en zetten koers richting ons vertrekpunt. Een kwartiertje later komen we aan in Bayenghem lès Éperlecques, een klein dorpje met een behoorlijk grote en mooie kerk. We stappen uit en we maken ons klaar om aan de tocht te beginnen.
“Opmerkelijk in Bayenghem lès Éperlecques is de liefde en het respect voor kersenbomen. Naar een oude bron zouden enkele inwoners een klein landgoed met een ezel gegund worden in de tijd waar druïden nog niet vervolgd werden. Deze inwoners zouden generatie na generatie rijker en rijker worden door de teelt van kersen. Daarom worden op de dag van vandaag de kerselaren in dit dorp nog meer gerespecteerd dan heilige eiken of lindes. Église Saint-Wandrille is een kerk waarvan de portiek en de toren in gotische stijl zijn opgebouwd. De portiek dateert uit 1753 en het altaar is gebouwd in de Louis XV stijl. De poort naar het kerkhof, vervaardigd uit kalksteen in de vorm van een triomfboog, dateert uit 1763.”
We verlaten meteen het dorpje dat amper drie straten telt. We zijn nog geen vijftig meter ver en Lisa weet me te vertellen dat ze haar autosleutel in haar schoen heeft gestoken. We gaan terug naar mijn wagen om de sleutel uit de koffer te halen. Gelukkig denkt Lisa er vroeg genoeg aan, stel je voor dat we al halverwege de wandeling zaten ‘grinnik’. We stappen verder via Rue au Sable die ons uit het dorpje leidt. We kruisen Rue de Watten en wandelen door de velden met aan de rechterkant de heuvelrug van Forêt d’Éperlecques. Aan Rue d’Helvelinghem slaan we rechts af, hier vervoegt de GR128 ons pad richting het woud van Éperlecques. Vanaf hier worden onze kuiten goed opgewarmd want we gaan van een hoogte van dertig meter naar het hoogste punt van de heuvelrug op een hoogte van negentig meter. We doen er een drietal kilometer over om de zestig meter te overbruggen. Onderweg worden we getrakteerd op mooie vergezichten, zowel richting Saint-Omer als richting Polincove. Veel van deze twee plaatsen krijgen we niet te zien omdat het ochtendgrijs een sluier over het dal werpt.
“Het woud van Éperlecques is negenhonderd hectare groot, het ruige terrein is het resultaat van de bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het bos kan je in twee lagen opdelen, de hoger gelegen laag is het plateau en de lager gelegen lagen bestaan uit kleigrond. Op het zeventig meter hoog gelegen plateau vind je een steenlaag bestaande uit silex en ijzerzandsteen, een ideale bodem voor zuurminnende planten als Wintereiken en heide. Op de lager gelegen bodemlagen vind je kalkminnende planten terug als elzen, zomereiken en beuken.”
Aan Rue de la Californie wordt het effectief iets warmer omdat we hier de wind in onze rug krijgen. Hier moeten we wel goed opletten want het is een weg waar men tachtig kilometer per uur mag rijden. De Fransen zijn zeer voorzichtig als het om voetgangers gaat, ze vertragen en geven ons voldoende ruimte. Hoffelijkheid naar wandelaars is toch iets dat eigen is aan de Fransen als je het mij vraagt. We verlaten de D 219 zonder kleerscheuren en bewandelen het semi-verharde pad dat het Forêt d’Éperlecques doorklieft. We houden halt aan de kapel Notre-Dame des Trois Cayelles waar we onze eerste pauze houden. Ik passeerde hier al eens tijdens de derde etappe van de GR128, Vlaanderenroute, en hier stopten we toen om ons middagmaal te nuttigen. Toen was het bijna midzomer en stond alles er prachtig in blad. Nu is het kaal waardoor je dieper door het bos kan kijken. Hier staan toch mastodonten van bomen, prachtig! Wat me net zoals toen opvalt, is dat je geen vogels hoort aan dit kapelletje. Mysterieus is het zeker maar een antwoord zal ons waarschijnlijk onbekend blijven.
Na ons ontbijt aan de kapel stappen we vlijtig verder. We blijven de heuvelrug volgen, iets meer dan drie kilometer verder draaien we naar rechts en zetten we de afdaling in. We verlaten het bos dat we inruilen voor een ravel of fietspad dat ons richting Blockhaus d’Éperlecques leidt. Het museum is echter gesloten en gaat pas in april terug open. Diegenen die het museum nog niet bezochten, moeten dit zeker eens doen, het is een echte aanrader! We wandelen verder door het gehucht Le Ganspette en niet veel later komen we aan in Éperlecques. Omdat het zo goed als middag is besluiten we het buurtcafétje een bezoek te brengen. Voor we goed en wel binnen zijn, laat de barvrouw al weten dat ze over een uur zal sluiten. We vragen haar alsnog of we wat mogen drinken en of we eventueel ons middagmaal mogen nuttigen. Uit alle gastvrijheid is dat allemaal in orde voor de barvrouw. We bestellen enkele cola’s, een limonade en een cola zero voor mezelf. Ik heb goed gegokt want ik krijg een drieëndertig centiliter flesje ‘grinnik’. We eten alles op en ik ga onze dorst nog even betalen voor we verder kunnen met de wandeling.
We bezoeken de kerk van Éperlecques en het valt ons op dat de vlaggen van Frankrijk en Europa halfstok hangen, geen idee waarom. Eenmaal in de kerk gaat Patrick als een waardige eerwaarde naar de preekstoel. Hij spreekt tot zijn waardige wandelaars, laat ons weten dat Frankrijk de aanslagen van Parijs herdenkt en dat daarom de vlaggen halfstok hangen. We verlaten de kerk en zetten onze tocht verder. Iets verder dalen we af tussen twee weides over een erg modderig paadje. We hebben alle moeite om ons recht te houden en dat hebben Petra en Patrick ondervonden. Ze gleden uit en grepen naar de takken van de meidoornhagen die ons flankeren, ai ai ai ‘grinnik’.
We komen uit op Rue de la Basse Boulogne en wandelen door het gehucht Ilot des Glycines. Via Impasse des Étangs wordt het interessant, er staat een wegversperring aan een voetgangersbrugje. Volgens het bevel dat op de afsluiting hangt, zijn er werkzaamheden bezig aan de oevers van de La houlle waardoor het verboden is deze te betreden. Wel dan kennen ze Lisa nog niet ‘grinnik’, ze schuift de afsluiting opzij en we vervolgen ons pad. Iets verder wordt het vrij duidelijk waarom we hier niet mogen wandelen. De La Houlle is uitgebaggerd en het slib hebben ze over het wandelpad gelegd waardoor het erg modderig is. Op een gegeven moment neem ik de leiding, ik stap op een stronk met het idee dat hoger droger is. An daarentegen volgt mijn voetstappen niet en wandelt langs de stronk waardoor ze tot haar knieën in het slib vast komt te zitten. Na enkele minuten lachen help ik haar uit de zuigende en vooral stinkende drek. Enkele honderden meters verder besluiten we links af te slaan en via een hofstee komen we op een parallelweg terecht. Via Rue du Vincq, Rue du Warland en Impasse de la Houlle komen we terug op onze route terecht. We stappen verder langs het water tot we enkele trappen moeten bestijgen.
“In Houlle, een klein dorpje in de Audomarois wordt er een distilleerderij uitgebaat waar men op traditionele wijze jenever stookt. Na de oprichting in 1812 is er weinig bekend over de exploitatie van de distilleerderij door de Decocqs, behalve dat deze in 1885 gedeeltelijk door brand werd verwoest. Albert Decocq besloot een jaar na de brand te verkopen. Zijn opvolger, Paul Lafoscade, verhuisde in 1886 naar Houlle en begon de distilleerderij te exploiteren. Naast de impact van de oorlog op de consumptie van de jenever en de noodzaak om graan te reserveren voor menselijk en dierlijk voedsel, werd de Houlle-distilleerderij gevorderd door het leger. Het leger gebruikte alcohol als oplosmiddel voor de vervaardiging van droog poeder en munitie.”
We steken de La Houlle over en bevinden ons nu in Watten. Wanneer ik achter me kijk, zie ik de windmolen van Watten aan de horizon verschijnen. We volgen de l’Aa Canalisée en na zevenhonderd meter slaan we gelukkig rechts af. Iets verder steken we de La Muissens over en nog wat verder steken we de La Serques over. Zo komen we dichterbij Saint-Omer dat omringd wordt door kleine riviertjes en blijven we gedurende enkele kilometers de La Serques volgen met de typische bootjes en woningen aan het water. We ruilen de La Serques in voor de Le Grand Large, whats in a name ‘grinnik’. Ook dit riviertje blijven we gedurende een dikke kilometer volgen. Voor de verandering krijgt het water dat we volgen weer een andere naam, nu volgen we de La Lansberghe. Nu hebben we toch even nood aan een pauze en dus vleien we ons neer met ons gevijven op een bankje voor vier personen. Het lukt net! Iets verder steken we het water nogmaals over via Le Pond Guillotine, hier is men druk bezig met vissen. Iets verder aan een watervalletje zie ik een school vissen, ze lijken wel te vluchten ‘grinnik’. Patrick en ik denken dat het jonge forellen zijn, het water is dan ook kraakhelder.
“Het moeras van de Audomarois is zevenendertig vierkante kilometer groot. De eerste ontwikkelingen van het moeras door de mens, in het bijzonder door de monniken van de abdijen, dateren uit de tiende eeuw. Dit door de aanleg van de grachten van de Beneden-Meldyck, toen de Boven-Meldyck. Na de aanleg van de Le Grand Large rond het jaar 1100 vonden rond 1165 kanalisatiewerken van de Grande Rivière plaats dankzij de graaf van Vlaanderen Baudoin VII. Dit deed hij nadat zijn voorganger Boudewijn VI het stroomgebied van de Leie had verbonden met dat van de Aa door een brede verdedigings- en versterkte sloot. Die sloot, nu een kanaal, van enkele tientallen kilometers lang wordt nu als Kanaal van Neufossé beschouwd. Een verdedigingsgracht ter bescherming van de grens van graafschap Vlaanderen.”
We komen Tilques binnen gewandeld, een gemeente met wederom een prachtige kerk. Na Tilques gaat het, via enkele kilometers saaie wegen, rechtdoor richting de oude stad Saint-Omer. Zo komen we terecht in de omgeving van Saint-Martin-au-Laërt en gaan we nog even door de Audomarois waar we aan een weide komen. In de weide spotten we een pasgeboren lammetje, een beetje vroeg op het jaar. We worden getrakteerd op een Concerto Grosso met een eentonige tekst, ‘(Crescendo) Moh ooooh, (Piano) zo lief, (Crescendo) ooooh’. Dat heb je als je met meerdere vrouwen gaat wandelen ‘grinnik’. Maison du Marais de Saint-Omer laten we links liggen want het wordt al wat aan de late kant. We zetten er wat vaart in en gaan via Rue de Calais Saint-Omer binnen. Het gaat in stijgende lijn en An begint aan het einde van haar latijn te komen. Kom op An, nog twee en een halve kilometer doorbijten. We komen aan het Ancien Hôtel de ville op de Place du Maréchal Foch. We laten ons niet verleiden door de zoete geur van wafels en zetten door. We wandelen in de Jardin public de Saint-Omer, een streling voor het oog als tuinaanlegger ‘grinnik’.
“De openbare tuin van Saint-Omer is een aangelegd park uit de laat negentiende eeuw, geïnstalleerd in de oude vestingwerken van de zeventiende eeuw. Het omvat een formele Engelse tuin in de oude vestinggracht, onderbroken door een waterval en een dierenpark. Het geheel wordt doorkruist door een opmerkelijk arboretum.”
De markeringen zijn zoek geraakt in het park en daarom schakel ik over naar mijn GPX bestand. We moeten langs de vestingmuur geraken en dat doen we via een steile afdaling. Eenmaal langs de vestingmuur voel ik me klein: 'Wat een kolossale verdedigingsmuur is dit?' Ze is opgetrokken in een rode baksteen onder een spitse helling. Iets verder komen we de markeringen terug tegen en bestijgen we een trap die ons door de vestingmuur naar boven begeleid. Wanneer we boven aankomen, moeten we een kleine omweg maken omdat er werken uitgevoerd worden op ons pad. Via de Rue de l’Échelle stappen we verder naar boven door La porte des Chanoines. Daar doemt ze op, de machtige kathedraal en natuurlijk nemen we een kijkje in deze prachtige gotische kerk. Ik zie enkele belangrijke kunstwerken en enkele grafstenen uit de vijftiende en zestiende eeuw. Maar het pronkstuk volgens mij is toch de graftombe van Saint-Omer zelf. We verlaten de kathedraal en stappen de resterende anderhalve kilometer naar de parking. We komen de ruïnes van de l’Abbaye Saint-Bertin tegen, hier werd de eerste graaf van Vlaanderen begraven.
“In het midden van de negende eeuw torent Sint-Bertijn boven de Karolingische geestelijke wereld uit. De invloed en het vertrouwen dat het wekt, zet veel abdijen ertoe aan om hun relikwieën en andere schatten te deponeren achter de zwakke vestingwerken van de abdij van Audomaroise. Deze abdijen zullen hun vestingen snel versterken onder impuls van de eerste graven van Vlaanderen. De abdij van Saint-Bertin zal geleidelijk worden ommuurd en de stad Saint-Omer zal hetzelfde doen. De abdij van Saint-Bertin moest, zoals alle abdijen uit deze periode, vrezen voor invasies uit het Noorden. Saint-Omer werd drie keer aangevallen door de Noormannen volgens geschreven bronnen, in 860, 879 en in 891. In 1792 werd de kathedraal gesloten voor aanbidding en omgevormd tot een veevoederwinkel. Net als veel andere kerken leed de Notre-Dame zwaar onder postrevolutionair vandalisme. Toch was het in Saint-Omer de Abdij van Sint-Bertijn die de zwaarste prijs betaalde. De woede van de revolutionairen en de onverzadigbare eetlust van sommige particuliere ondernemers waren de drijfveer om de lagergelegen abdij zwaar te vernielen. Hierdoor werd de kathedraal enigszins gespaard. Bij het concordaat van 1801 werd het bisdom Saint-Omer definitief opgeheven ten gunste van het bisdom Arras. De kathedraal werd opnieuw een eenvoudige kerk maar in 1879 werd Notre-Dame de Saint-Omer door paus Leo XIII verheven tot de rang van basiliek.”
Voorbij het station van Saint-Omer zijn het nog enkele honderden meters tot we onze wandeling kunnen afkloppen. Ik eindig op net geen veertig kilometer. Sorry dames voor de vier extra kilometers ‘grinnik’. An, Petra en Patrick besluiten om nog iets te gaan drinken in het plaatselijke bierhuis. Lisa en ik gaan onze eigen weg mits het al wat later is en ik toch op een schappelijk uur thuis moet zijn. Lisa zet me veilig en wel af aan mijn wagen in Bayenghem-lès-Éperlecques waar onze wegen scheiden. Tot een volgende keer! Bedankt An en Patrick voor het fotomateriaal.
Comments