↔ 29,62km ─ ↑↓ 46m
Percentage verhard: 75%
Startplaats: Belfort, Sluis NL
Aankomst: Tillegem, Brugge
Vervoer: Wagen
Hike: Bart L., Franciska C., Catherine V., Kathy V., Ief V., Fabian V., Linda V., twee honden en Wandel Mee Met Mij
Eens totaal wat anders, de Via Brugensis. Een pelgrimsroute dan nog! Zelf ben ik helemaal niet katholiek gelovig. Integendeel, ik geloof niet in monotheïsme maar eerder in de oeroude Germaanse goden. Maar ik ben zot van geschiedenis alsook van onze culturele en religieuze geschiedenis. De Via Brugensis is dan ook de geknipte route om mijn religieuze geschiedeniskennis bij te schaven. Net als bij de GR-routes ga ik ook bij deze route van A naar B. Beginnen doen we in Sluis, het hartje van Zeeland net over de grens. De etappe eindigt in Tillegembos te Brugge. Nog een nieuwtje vandaag zijn de twee viervoeters die ons gaan vergezellen samen met maar liefst drie nieuwe gezichten. We komen samen aan de parking van Tillegembos maar dit loopt helemaal fout want de helft van de groep staat aan de andere kant van het domein geparkeerd. We bellen en beslissen om door te rijden naar Sluis, eenmaal in Sluis is het nog even wachten tot iedereen herenigd is. Uiteindelijk kan onze pelgrimstocht beginnen.
We stappen van het sportcomplex in Sluis, waar het gratis parkeren is, naar het Belfort. De route start officieel aan het Belfort van Sluis en verlaat Sluis via het ‘Kanaal van Brugge naar Sluis’. Via het Jaagpad wandelen we langs het kanaal en daar zie ik iets wat ik nog nooit eerder zag. Twee ganzen, Nijlganzen, die in een boom zitten! Ik had nooit gedacht dat ganzen op een tak konden landen, laat staan met twee langs elkaar. Alle ganzen op een stokje, dit belooft een topdag te worden.
“Langs de aanlooproute richting het centrum en het officiële beginpunt van de Via Brugensis kwamen we langs de Sint-Jansstraat. Hier bevindt zich een park waar vroeger een kerk stond. Deze kerk werd gebouwd als parochiekerk omstreeks 1350. De kerk werd in het begin van de zeventiende eeuw, nadat Prins Maurits het stadje had veroverd, genaast door de Hervormden. In 1811 werd deze kerk door brand beschadigd en in 1823 werd hij gesloopt. De Hervormden bouwden een nieuwe Hervormde kerk ter hoogte van de Hoogstraat in Sluis. De katholieken, die over een schuilkerk beschikten, bouwden enkele jaren later eveneens een volwaardig kerkgebouw dat ze opnieuw aan Johannes de Doper gewijd hebben. In 1948 werden de fundamenten van de kerk blootgelegd en geconserveerd, waarbij een park ontstond.”
We blijven het Jaagpad volgen en passeren aan onze rechterkant de Sint-Donaaspolder. De polder is bezaaid met tal van manschapsbunkers en een mitrailleuropstelling van de Hollandstellung. Enkele bunkers zijn nu ingericht als schuilplaats voor vleermuizen. Ik kan enkele bunkers en een vlucht ganzen spotten. We nemen het pond ‘Kobus’ en Bart neemt het wiel in handen, hij brengt ons veilig aan de overkant. Via een overstapje, dat trouwens geen probleem blijkt te zijn voor onze viervoeters, komen we in de groene oase langs de Damse Vaart. Ik vertel dat ik hier al enkele keren mocht vertoeven via de GR5A en de Streek-GR Uilenspiegel. Het beste tijdstip om hier te komen wandelen is van april tot juni wanneer de orchideeën in bloei staan. Er volgt nog een overstapje en dan komen we al aan in Hoeke. De Via Brugensis begeleidt ons naar de Sint-Jacob de Meerderekerk van Hoeke. De eerste Sint-Jacobskerk kunnen we inmiddels afvinken. Het is een pittoresk kerkje ten midden de weidse polders maar helaas kunnen we het interieur niet bezoeken.
“In de loop van de dertiende eeuw splitste de parochie van Hoeke zich af van die van Oostkerke. Reeds in 1260 was er hier sprake van een kapel. In 1275 schonk Hendrik van Koesfeld, een Duits koopman, een immens bedrag om een kerk te bouwen. In de laatste helft van de zestiende eeuw leed het kerkje onder de beeldenstorm, waarbij de klokken meegenomen werden naar Sluis om tot kanonnen omgesmolten te worden. Vanaf 1591, na de godsdienstoorlogen, werden er in de kerk weer misvieringen opgedragen. Vooral in de zeventiende eeuw vond veel herstelwerk plaats en in 1649 werd een sacristie aangebouwd. In 1938 werd de kerk geklasseerd als monument. De vloer in het interieur van de kerk werd in 1855 opnieuw gelegd en bevat enkele grafzerken, waarvan de oudste uit 1550 en de jongste uit 1777 dateert. Het hoofdaltaar is achttiende-eeuws en het bevat een schilderij dat de Heilige Familie voorstelt door de hand van Jan Ryckx, 1635.”
We laten de kerk terug achter ons en in de berm zien we een bord staan met het aantal kilometer tot in Santiago de Compostella. Na enkele poses en enkele kiekjes bij het bord keren we op onze stappen terug richting de Damse Vaart. Iets verder komen we op de Krinkeldijk die ons naar Oostkerke begeleidt. Wanneer we aankomen in Oostkerke valt er een soort van nostalgie en gezellige oudheid neer op onze schouders. Het witte dorpje straalt en ademt geschiedenis uit. Dat zie je aan de witte huizen en de machtige kerktoren die je al van ver in het landschap kan spotten. Via de Spegelsweg verlaten we het dorp en stuiten we op de eerste veldkapel. Een kapel die gebouwd werd ter ere van het vijfentwintigjarig bestaan van de Boerinnenbond 1911-1936. Iets verder op dezelfde wegel komen we het kasteel van Oostkerke tegen, een charmant optrekje dat zo in een sprookje kan voorkomen.
“De legende stelt dat de eerste kerk in Oostkerke werd gebouwd op het graf van ene Guthago, hij zou een Schotse prins zijn geweest die in de negende eeuw de bewoners van de Vlaamse kust tot het christendom zou hebben bekeerd. Deze Guthago werd in 1159 heilig verklaard en werd daarmee tevens de patroonheilige van de in omstreeks 1100 gestichte kerk. Het patronaatsrecht daarvan was in handen van de Abdij van Saint-Quentin-en-l'Isle, als gevolg hiervan werd de kerk uiteindelijk aan Sint-Quintinus gewijd. De kerk had veel te lijden onder de godsdiensttwisten. Van 1579 tot 1586, ten tijde van de Calvinistische republiek van Brugge, was de kerk protestants waarbij de kunstschatten verloren gingen. Ook oorlogshandelingen tijdens de Tachtigjarige Oorlog leidden tot aanzienlijke schade. Van 1639 tot 1641 werd de bouwvallige kerk vrijwel helemaal vernieuwd. Van 1650 tot 1651 werd een klokkenverdieping op de toren gebouwd maar een spits kwam nooit tot stand.”
Via de Sifon aan het Leopoldkanaal en het Schipdonkkanaal wandelen we richting Damme. We komen aan het Verbrand Fort waar ik toch even een foto van wil nemen. Iets verder wandelen we langs Romboutswerve en de Oude Schaapskooi. We steken de Damse Vaart over maar houden even halt in het midden van de brug om de stoomboot ‘Lamme Goedzak’ te fotograferen. Via de Markt en het prachtige stadhuis paraderen we door het oude centrum van Damme. We stappen verder via de Kerkstraat en hier zien we het Sint-Janshospitaal. Hier kunnen pelgrims hun eerste nacht voor een prikje boeken maar wij denken nog niet aan stoppen. We willen onze middagpauze in de Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartkerk houden maar dit is helaas niet mogelijk door een trouw in de prachtige kerk. Helaas maar we stappen verder en aan de GR-boom houden we opnieuw halt om onze middagpauze te nuttigen.
“Het hospitaal werd op initiatief van het stadsbestuur gesticht in de eerste helft van de dertiende eeuw. Het initiatief kreeg de steun van gravin Margaretha II van Vlaanderen. De oudste vermelding is van 1249. Armen, zieken en passanten werden hier verzorgd door augustijnse hospitaalbroeders en -zusters. Aanvankelijk werd het hospitaal Domus Beate Marie of Onze-Lieve-Vrouwegasthuis genoemd. Later werd het gewijd aan Johannes de Doper en nog wat later aan Sint-Jan-Evangelist. Jacob van Maerlant, Brugse Vrije 1230-1300, was een Vlaams dichter uit de dertiende eeuw en één van de belangrijkste Middelnederlandse auteurs. In de overgeleverde manuscripten wordt zijn naam gespeld als Jacob van Merlant. Met zijn meer dan tweehonderddertigduizend verzen was hij ook één van de productiefste middeleeuwse auteurs. Zijn belangrijkste werken zijn adaptaties uit het Frans en het Latijn. Van hem komen de gevleugelde uitdrukkingen ‘Walsche valsche poeten’ en ‘Ende omdat ik Vlaminc ben’.”
De worstjes zijn uitgedeeld en de hondjes zijn voorzien van brandstof, we kunnen de tocht verderzetten. We verlaten Damme via het Zuidervaartje met een adembenemend zicht op de Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartkerk. Het Zuidervaartje volgt de oude contouren van de Damse vesten en dat is goed te zien als je de kerktoren bezoekt. We steken de vaart over en begeven ons naar de Polderstraat. Deze straat volgen we twee kilometer totdat we het Zuidervaartje opnieuw mogen oversteken. De motregen komt nu echt opzetten met hier en daar grote druppen vallend van de witte abelen, een soort van populierbomen die ons pad flankeren. Even later steken we het Zuidervaartje nog een laatste maal over en stappen we verder richting het centrum van Brugge. Wanneer we het centrum van Brugge naderen, steken we het Kanaal Gent-Brugge over via de Dampoortbrug I en begeven we ons op de Potterierei. Dit deel van Brugge heb ik nog niet eerder verkend en mijn nieuwsgierigheid wordt aangewakkerd door de prachtige gevels. We passeren het Onze-Lieve-Vrouw van de Potterie en de Heilige-Maagd-Mariakerk. Aan de Duinenbrug houden we even halt om enkele foto’s te nemen van de hondjes die lustig poseren op een betonnen sokkel.
“Het hospitaal van Onze-Lieve-Vrouw van de Potterie ontstond ten laatste in 1269, het jaar waarin de eerste voogdennaam werd opgetekend, die van Jan van Scheepsdale. De officiële stichtingsakte dateert uit 1276. Het was noodzakelijk een onderscheidende naam te hebben want er waren heel wat 'hospices' of hospitalen in de stad Brugge. Er werd gekozen voor de Potterie omdat er verschillende pottenbakkers langs de Potterierei actief waren. Bij opgravingen heeft men heel wat afvalputten met pottenbakkersproductie aangetroffen. Wellicht waren er ook enkelen gevestigd op de plek waar het hospitaal werd gebouwd. De Heilige Maagd Mariakerk in Brugge was de kerk van de abdij Onze-Lieve-Vrouw Ten Duinen en werd nadien de kerk van het Grootseminarie van het bisdom Brugge. Op het domein van de abdij zijn nog enkele weides gelegen en dit is de enige plaats in het Brugse centrum waar nog koeien grazen.”
We stappen verder door de kleine straatjes van Brugge en gelukkig ontwijken we de drukke winkelstraten. We passeren onze tweede Sint-Jacobskerk van de dag en besluiten om de kerk een bezoek te brengen. Ik bezocht de kerk al eens tijdens mijn tocht langs de GR5A en herinner me vooral dat er grote schilderijen hangen, ook was de kerk vrij duister. We sluiten denkbeeldig de deuren van de kerk en stappen verder door Brugse straten. In de verte horen we een fanfare muziek spelen en bij wonder wordt het muziekgeluid steeds luider. Wanneer we de Helmstraat uitkomen, zijn we even geschokt. We worden onthaald door een heuse stoet die door de Brugse straten paradeert. Er wordt één of ander bijbels verhaal uitgebeeld met de nodige priesters en enkele prominenten. Ook Maria, Jozef en enkele ezels passeren de revue. Wanneer ze met collectebussen rammelen, besluiten we om onze tocht verder te zetten. Via de zilverstraat komen we op de drukke winkelstraat die we bij geluk enkel moeten oversteken richting de Sint-Salvatorskathedraal. Het wil nu net lukken dat het getrouwde koppel dat we vanmiddag in Damme zagen hier ook nog eens hun nette kledij en oldtimers aan het volk komt tonen. Wederom kunnen we het gebedshuis niet bezoeken door deze feestelijkheden.
“De Sint-Salvatorskathedraal werd niet gebouwd om kathedraal van de stad Brugge te worden. Ze nam deze status slechts in 1834 aan. Oorspronkelijk was Sint-Salvator een romaans stenen kerkje gesticht in de negende eeuw. Toen was de Sint-Donaaskerk, op het Burgplein, één van de belangrijkste godsdienstige gebouwen van de stad. Op het eind van de achttiende eeuw vertrok bisschop Felix Brenart in ballingschap. Het bisdom werd afgeschaft en de Sint-Donaaskathedraal werd als nationaal goed verkocht en gesloopt. In 1834 werd het bisdom Brugge heropgericht en werd de Gentse hulpbisschop Frans René Boussen de nieuwe bisschop van Brugge. De Sint-Salvatorkerk werd officieel de Sint-Salvators- en Sint-Donaaskathedraal. Nochtans leek het gebouw helemaal niet op een kathedraal. Ze was minder indrukwekkend dan de nabijgelegen Onze-Lieve-Vrouwekerk. Sint-Salvator moest dus aan zijn nieuwe status aangepast worden. Dit gebeurde onder meer door de inwendige aankleding waarbij uit de voormalige Sint-Donaaskathedraal afkomstige kunstwerken werden gerecupereerd. Denkend aan het portret uit 1127 van de vermoorde graaf van Vlaanderen Karel de Goede.”
Via de Korte Vuldersstraat en de Westmeers komen we uit op het bekende Zand. Hier is een massa volk aanwezig om het ‘De Warmste Week’ dorp te bezoeken. Zo snel als we kunnen, steken we ’t Zand over om via de Boeverlestraat aan de drukte te ontkomen. We wandelen langs de Sint-Goedelieveabdij die naar mijn mening aan restauratie toe is. We steken de Koning Albert I-laan over om zo langs het kunstwerk ‘Man met de Pelikaan’ te passeren. We naderen het station van Brugge en via het Stationsplein, dat gevuld is met kerstsparren, wandelen we door het station. Hier nemen we afscheid van Franciska die met de trein terug naar Oostende reist. Achter het station volgen we het Kerkebeekpad, de Wittemolenstraat, Graaf Pierre de Brieylaan en de Tillegemstraat tot we aan Tillegembos uitkomen. Hier nemen we opnieuw afscheid van enkele stappers die vanmorgen op de andere parking parkeerden. Fabian, Ief en ikzelf stappen door het prachtige Tillegembos en krijgen natuurlijk een mooi zicht op het Kasteel van Tillegem. Nog enkele honderden meter en ook wij kunnen afscheid van elkaar nemen en elkaar een behouden terugweg naar huis toewensen.
“In 1623 legde de kerkelijke overheid een nieuw kloosterreglement op en kocht de abt van de Sint-Andriesabdij, Henricus van den Zype, een groot herenhuis. Het herenhuis stond bekend onder de naam ‘Het Fontainken’ met hoeve en boomgaard aan in de Boeveriestraat. Hij bracht een aantal benedictinessen uit Douai naar Brugge om dit nieuw reglement te propageren. De benedictinessen van het bestaande klooster werden uitgenodigd hierbij aan te sluiten. Van de twaalf zusters gingen enkel de priorin en twee zusters hierop in. De negen andere, onder de leiding van hun abdis, bleven in de Ganzenstraat en volgden er de gebruikelijke regels. Pas na de dood van abdis Josynken Swijns in 1638 werd de eenheid hersteld en gingen alle rechten en bezittingen van de oude Godelieveabdij over naar de vestiging in de Boeveriestraat.”
Het was me vandaag wederom een waar genoegen. Nieuwe gezichten zijn steeds welkom en wat ben ik verrast door de viervoeters die de tocht zonder enig probleem hebben uitgestapt! Het is geen GR- of frontwandeltocht maar toch heeft deze route mijn nieuwsgierigheid naar meer godsdienstige geschiedenis opgewekt. Tot een volgende tocht langs eender welk pad.
Comments